Martie
Mijn vriendje was je.
Ik was maar amper negen,
Er ging geen dag voorbij,
Of ik kwam jou tegen.
Dan deelden we samen een sneetje brood.
Speelden verstoppertje,
En dachten nog niet aan de dood.
Al heel gauw werd het bekend,
Dat jij een Jodenkindje bent.
Op een dag zocht ik je weer,
Maar Martie jij was er niet meer.
Je huis was leeg,
Alles vernield
Niets vond ik terug van mijn kleine vriend.
Je mocht nog heel ver met de trein,
In Berg en Belzen moest je zijn.
Gas beroofde jou van het leven,
Nu pas begrijp ik mijn grote verdriet,
Misschien kom ik jou in de Hemel tegen. (Waar verhaal)
Oma Til omatil@flashmail.com