Het Levenspad
Meanderend,
door vallend water geërodeerd,
door rukwind kromgebogen,
aardverschuiving schonk reliëf.
Onafgedekt van hemelboog,
geselt met gespleten tong,
streelt zacht daarna met zonneschijn.
Omringd, onafgesloten,
van immer groeiend fabelwoud,
herbergt haar nevel schimmen.
Ondergrond niet vrijgewaard,
van schok of modderstroom,
afgrond aan de ene kant,
rotsen aan de ander.