en wetend dat morgen niet zal zijn
als een bloemenkrans op je graf
zonder lust voor ‘t echte eeuwige
is de last nu onze geworden straf
een levende leegte begravend
wis ik toch mijn nalatigheid
om jouw tijd leed te besparen
levend in al mijn dierbaarheid
mezelf afgeschreven met referenties
ik heb de smaak genoeg geproefd
waar perfectie geen eis meer is
heb ik genoeg op streven getoefd
waar gister de tijd uit zou trekken
is dat wat morgen de dag bedroeg
vandaag staat stil, tot nooit
de woorden zijn al vuil genoeg