In de verte klinken schoten
met regelmaat over het
lentefris groeiend gewas.
Vogels schrikken op
en moeten wel met heimwee
naar het mechanische blikken
zo zonder stro en
versleten hemd
wapperende lompen
en gebarsten klompen.
Wil ook ik
me aan het
verleden klampen
dromend begaan
met ruwe hand
zacht door het
drogend graan
met enkel
veren die leren
vliegen.
Achter open raam
staar ik de wereld in
de wind blaast een traan
in een andere baan mijn wang op
tot de rug van mijn hand en een veeg
stop.
Zo zit ik dan
,geborgen,
weg van de wereld
waar wezens als ik
snikkend snakken
naar rust.
^__^