gesloten ogen, gesloten mond
de rust heeft ze verzegelt
als plechtig ook de laatste groeven
zorgen van je gezicht gestreken
je lacht, heel even, want morgen
griften de moeilijkheden zichzelf
weer in de zachte warme was van je lichaam
en gieten er hun bittere inkt in
stiften vragen je weer vol met
bijna onzichtbare tekens, bijna
-smalle naden tussen twee maskers
die mij altijd alles verraden-
morgen drijf je niet langer
op de dode zee van dromen
het wordt wildwaterraften
op ‘s werelds schuimbekkende stroming
ik sta nu naast je, zoals gewoonlijk
maar pers uit beleefdheid geen lach
door mijn smalle nauwe lippen