jij verbouwt de kamer tot
een slagveld van klanken
zaait zoveel mogelijk geschreeuw
en oogst verstomd de pijn
die uit mijn gestreken knop groeit
om de scepter van de kamer dan
aan de leegte door te geven
de stilte komt als een spookhuis
van de kermis der oneindigheid gereden
ze lacht zich een breuk met mijn schrik
en eens mijn roepen geluwd,
verstikt in de dikke muren
klimt het verdriet in mij binnen
en laat zijn koekoeksjong
achter mijn ogen achter
lang zal het niet duren
voor het uit zijn glazen ei barst