Vrienden.
Zo vaak voelde ik me alleen.
Zo vaak geen leuke mensen om me heen.
Toen kwam jij in me leven.
Jij hebt mij weer hoop gegeven.
Ik dacht dat wij een vriendschap opbouwden.
Ik wist dat mijn ouders jouw niet vertrouwden.
Toch lieten ze me met je omgaan.
De eerste jaren lieten we elkaar niet in de kou staan.
Mijn ouders hoopten dat we niet lang met elkaar om zouden gaan.
Zij zagen jou niet voor een vriendin aan.
‘k heb jouw jaren gezien als mijn enige vriendin.
Er nou spijt van hebben heeft geen zin.
Soms wilde ik wel eens dat ik naar mij ouders geluisterd had.
Ik was dat manipulatieve gedrag van jouw al zo lang zat.
De eerste 4 a 5 jaar gingen we redelijk normaal met elkaar om.
Althans dat dat ik toen, achteraf denk ik dat was stom.
Ik durfde geen nee te zeggen en keek tegen je op.
Ook zei ik nooit, als je te ver ging, stop!
Je vroeg wel eens om mijn mening, maar luisterde niet.
Daarmee deed je niet alleen mij maar ook anderen verdriet.
Jij gebruikte mensen alsof het dingen waren.
Je kwam er gemakkelijk mee weg, iedereen liet het varen.
Ik bood je een slaapplaats toen je in de nesten zat.
Nu denk ik, waarom deed ik dat.
Ik vond dat vrienden dat voor elkaar behoorden te doen.
Ik zag je nog als een vriendin, toen.
Na die weken heb ik nog vaak voor je klaargestaan.
De andere vriendschappen, die ik toen had, kwamen op een laag pitje te staan.
Ik had geen sociaal leven meer.
Ik moest soms dingen afzeggen voor jouw, dat was een aantal keer.
Ik geloofde jouw eerst steeds als je iets beloofde.
Ik gaf je zelfs het voordeel van de twijfel toen ik je niet meer geloofde.
Jij kon goed op mijn gevoel inspelen.
Dat ik ook een eigen leven had kon jouw niet schelen.
Hoe meer ik twijfelde, hoe erger jij je gedroeg.
Ik had van jouw allang schoon genoeg.
Ik dacht eerst nog: “zij was er toen ik niemand had”.
Daarvan kreeg ik een schuldgevoel dat aan mij vrat.
Die zgn “vriendschap” heeft veel te lang geduurd.
De hoop op jouw inkeer heeft maar voort geborduurd.
Tot ik verhuisde en je nog maar 1x heb gezien.
Dat, dat de laatste keer was had ik vrede mee, bovendien.
Ik besloot je te zeggen hoe ik erover dacht en nodigde je uit.
Maar beloftes nakomen was voor jouw een moeilijke duit.
Pas een jaar later heb ik je voor het laatst gesproken door de telefoon.
Het is vreemd maar de eerste maand miste ik dat gezeur gewoon.
Als ik nu terug denk aan al die jaren.
Denk ik dat de eerste 5 zo slecht nog niet waren.
Jij gaf mij toen het beetje zelfvertrouwen dat ik nodig had om te leven.
Ik heb jou vaak, zonder mijn medeweten, een alibi gegeven.
Ook was jij er wel eens voor mij als ik iemand nodig had.
Ook al was jij vaak degene die in de problemen zat.
Je hebt mijn vertrouwen langzaam gewonnen en net zo hard weer afgebroken.
Als ik er aan denk begin ik weer van woede te koken.
Ik hoop dat je ooit weer een normaal leven op kunt bouwen.
Dat je op een eerlijke manier iemand jou kunt laten vertrouwen.
Ik hoop dat je gelukkig wordt in je leven.
Dat je ooit echt om iemand kunt geven.
Ik hoop met dit gedicht het hoofdstuk J definitief te hebben afgesloten.
Zo dat ik weer verder kan met mijn leven zonder mensen af te stoten.