Laat mij alleen als de engel komt.
Gij noemt met een ondankbaar woord
stoel en tafel, water en brood,
en zo zoudt gij de engel noemen: de dood.
Laat mij als het nacht bij dage
en dag bij nachte voor mij zal zijn;
en er komt bijwijlen een vernietigende klaarte
die in mijn uitgebrande lichaam binnen schijnt.
Als de engel mij verlaat
na dit bitterschoon bezoek,
noem niet met een ondankbaar woord
geest en lijf, gebeente en bloed.
In droom zult gij mij wedervinden,
schrikaanjagend in mijn gloed
- maar heet mij uw beminde.