Als een ruit die langzaam beslaat
vervaagt de gedetailleerde tekening van jouw in mijn hoofd
Steeds minder zichtbaar zie ik je voor me.
Als een eenzame traan kruipend over mijn wang,
een spoor van zout achterlatend
stromen de laatste klanken van jouw stem langzaam uit mijn gedachten
Iedere toon steeds meer vervormd
Als een roos die langzaam wegkwijnt in een schaduw van een zwakke zonnestraal
roept de kracht van jou die in mij heerst om hulp
Een laatste noodkreet
Als een kraan die zijn water laat stromen in een bad zonder stop
verspil ik mijn laatste herrineringen aan jou naar het staren naar de lege plak op de bank waar jij altijd zat
Het zitvlak steeds meer terugverend in zijn oorspronkelijke houding.
Ik vraag me af
Ben je er nog?