Ik kijk op en ik zie
dingen die ik niet kan plaatsen in mijn verwachtingspatroon.
Ik hou anderen ver weg van mijn visie
omdat ik weet dat ik veel niet kan bereiken.
Ik wil de vader niet worden, noch de zoon
van wat het ideale levensbeeld moet voorstellen.
Ik zoek het zelf wel uit,
te meer omdat er niemand is die me kan voorzeggen
wat de dingen zijn die ik mis.
Maar ik voel dat er iets ontbreekt
om dit bestaan moeiteloos voort te zetten.
Misschien streef ik naar iets wat hier niet is.
Die hypothese kan me niet beletten
voort te leven in de hoop
dat ik ooit zal sterven.
(Hier was ik geƫindigd met schrijven, maar een maand later vond ik dit tekstje terug met een stuk erbij : mijn broer had er iets bijgeschreven -> lees verder)
Ja, 't is hard, maar laat me zeggen :
die angst en dat gemis
dat streven naar wat er in feite niet is
en nooit zal zijn - ondanks de pijn -
ligt in feite in de lijn van wat ons met het bloed is meegegeven:
enorm veel te veel medeleven,
zoeken naar 't einde en 't begin,
naar liefde en iets hogers, groters misschien,
om dan zonder geuren verstrengeld achter te blijven,
't beklijvend gevoel nog in onze kille lijven
die ondanks al ons streven
weer van god verlaten achterbleven.