Ik zie fel wit licht,
Zo fel, het verblind mijn zicht…
Ik knipper een keer,
Ik knipper weer…
Mijn adem wordt mij ontnomen,
Wanneer ik het dichterbij zie komen…
Een persoon met zijn schoonheid als wapen,
Een persoon niet voor het aardse leven geschapen…
Een wit gewaad om zijn lichaam geslagen,
Zo wit…dat mijn ogen het haast niet kunnen verdragen..
Maar verdrongen wordt de pijn,
Door mijn verontwaardiging die sterker blijkt te zijn…
Zijn lippen bewegen zacht,
Tevergeefs, want zijn schoonheid trok al mijn aandacht…
Ik doe een stap naar voren,
In de hoop zijn hemelse stem te horen…
Ik zie twee vleugels die met hem versmolten zijn,
Zo zacht zo fijn…
Ik streel zijn vleugel s als zijde zo zacht,
En langzaam verlies ik mijn levenskracht…
Een traan liep over mijn wang naar beneden,
Het is mijn trots… die door tranen wordt over treden.
Langzaam beginnen zijn vleugels hun weg te banen in de lucht,
Ik val neer op mijn knieën met een diepe zucht…
Ik probeer hem na te kijken,
Maar mijn tranen doen mijn blik bezwijken…