reeds waant zich hier het dodenlicht
langs raam en deur in het wit gezicht
waarin de ouderdom haar sporen laat
van levensvreugde angst en haat
en telkens als ik binnentreed
zie ik in die ogen vochtig het dodenkleed
dat mij in de aderen het bloed doet stuwen
maar met angstige moed laat ik mij duwen
tot aan de rand van het stervensbed
waar ik juist bij mijn laatste tred
nog die zuchten hoor galmen
in mijn oren klinkend als hemelse psalmen
en zie ik dan neer op dat wit gezicht
is er enkel die lach naar het hemelse licht