Vriendschap herinner ik mij
als een reis van
de tastzin naar de reukzin,
van nerveuze vingertoppen
naar een haast feilloze neus.
Denkend aan vriendschap denk ik
dan ook vooral aan een les in
zintuigelijke waarneming.
Ook schiet mij nu de oude belofte
door het hoofd dat vriendschap
altijd het licht zou laten branden,
en voel ik weer de stevige
stappers aan mijn voeten
want zo'n reis onderneemt
men niet op balletschoenen.
Van vriendschap, die een wolk
van warm vlees zou zijn,
resten nu nog steeds de botkruimels
in een zeemleren buideltje
op mijn borst, een amulet
die mij beschermt
op de welhaast eindeloze reis.