DE STAD
Het zit in je hoofd, zegt ze
en trekt haar jas aan.
Zullen we wandelen?
Haar gezicht gehuld in een
sluier van regenmystiek
lijkt ze te zweven boven
de plassen waar ik instap.
Ik pak haar hand en kijk naar haar
ze kijkt terug alsof
ze me nu pas opmerkt.
Dan staan we stil.
Is er iets, vraagt ze
nee hoor, zeg ik en bedenk,
terwijl ze naar me lacht,
morgen moet ik een paraplu kopen.