Het gaat niet meer,
De waterput vol natte dromen
Is opgedroogd, ik wentel me
In liefde, liefde voor het zelfmedelijden
De dood, de stille, de sluipende
Tast me langzaam af
Met zijn warme vingers
Mijn ziel is ontzield,
Maar nog levensvatbaar als de nacht
Mijn geestesogen zijn blind en regenachtig
Als een intrieste wolk
Het kind is in mij opgestaan
Om te sterven
Het leven overtreft zelfs mij,
Maar de dood
Zal komen als een broer
Die me redt uit het dreigende gevaar