Een zwart paard rent door de nacht,
Zwarter dan de nacht is zijn vacht,
Hij bezoekt mijn dromen,
Hij is ook van zijn vrijheid ontnomen…
Hij leeft nu in de nachten,
Waar lot en vrijheid ons samen brachten,
Ik kijk hem in de ogen,
Ik had dit paard graag gemogen…
Zijn geest, zijn ziel,
Maar hij was het die viel,
Wachtend al die tijd,
Tot de dood hem bevrijd…
Nu leeft hij hier,
Leeft hij met plezier,
Maar kun je dit leven noemen?
Kun je dit vrijheid noemen?
Ik kijk hem in de ogen,
Waar ik hem zal beloven,
Hem nooit te vangen,
Er zelfs nooit naar zal verlangen…
Ik zal hem niet berijden,
Ik zal hem niet mijden,
Samen rennend door de dromen,
Van vrijheid ontnomen…