ik huil van pijn.
ik voel me niet fijn.
de nachten duren lang.
ik ben bang.
snachts slaap ik niet.
overdag overladen van verdriet.
op school gaat het niet goed.
maar het examen halen moet.
hoe slecht ik ook slaap.
hoe erg ik ook op school gaap.
ik moet mijn examens halen.
anders ga ik enorm balen.
alles komt door de pijn.
die niet zegt van ik verdwijn.
het blijft me lastig vallen keer op keer.
dat haalt me echt enorm neer.
mijn concentratie is niet goed.
voor mijn ogen zwart als roet.
het gaat slecht , niemand die dat ziet.
ook dat doet me verdriet.
ik praat er niet over met mensen.
ook al zouden ze dat wensen.
ik hou het voor mij alleen.
niemand wist het geen één.
soms heb ik pijn omdat ik niks zeg.
achteraf denk ik wat een pech.
ik had het beter wel kunnen zeggen.
dan hadden we kunnen overleggen.
over wat het kan zijn.
waardoor krijg ik die pijn.
ik wil dat het over is.
maar dat is niet wat ik beslis.
ik wil dit niet.
het doet me enorm veel verdriet.
dat het leven zo hard kan zijn.
alleen maar pijn.