Hol klinken de voetstappen
op de klinkers in de lege straat
knisperende blaadjes knappen
waar elke stap weer verder gaat.
Grauwe nevelsluiers in de lucht
raken af en toe de grond
door de wind, een lichte zucht,
verdwijnt de mist terstond.
Kale, donker zwarte muren
blijven zichtbaar in het avondlicht
als spoken die behoedzaam gluren
terwijl de maan hen zwak verlicht.
Knerpend kraakt een oud scharnier
een kreet klinkt door de kilte
alles is angstaanjagend hier
zelfs de oorverdovende stilte.
In de verte fluit een trein
het geluid klinkt vaag bekend
't zal toch niet mijn wekker zijn?
Toch wel, ik kom schrikachtig overend.