Een simpel meisje van zeventien, simpel, onwetend en onschuldig. Een meisje die nog met poppen speelt en stiekem droomt van prinsen in mooie cabrio’s en champagnehotelkamers met een uitzicht op de middellandse zee. Geurende olijfbomen met een zo zachtgroene kleur dat je deze van een afstand kon betasten, je voordat je de zachte blaadjes tussen je vingers liet glijden al wist hoe de textuur zou zijn. Warme zomers waar iedere avond iemand je warm gloeiende huid aanraakte, het ruwe zand schuurde je roodbruine rug. De roestige zeewind waait je haren in jouw en zijn gezicht, de oranje gloed op paarse wolken. Witte lakens en wapperende gordijnen, rode rozen en warme chocolademelk. Geloven in een zucht die zó diep is, dat je leven verkort zou worden door ademgebrek. Dromen van het onbekende, zelfstandigheid en puur geluk. Meisje van zeventien die haar grip op de werkelijkheid zou willen verliezen, was ze maar onschuldig en onwetend. Dacht ze maar dat die oranje avonden geluk waren, was ze maar zo simpel dat iedere dag de eeuwigheid was. Een meisje van zeventien, nuchter en wakker, zonder doel. Enkel het grote gat waar ooit die gedachten lagen, in het stroeve zand van haar zwevende hoofd, onder de zachte gloed van het paars. Maar nu is ze getekend, hard en grijs. Ze ziet de toekomst, maar kan deze niet overhalen dichterbij te komen. Ze weet hoe het had kunnen zijn, hoe het was en dat zij nooit meer weg zal kunnen drijven. Ze ziet haar naïviteit langzaam wegsluipen, als een schaduw van haar laatste hoop. Vaarwel oude onbezorgdheid, ik leef nu in de echte wereld en die is veel beter. Wat heb je er nou aan in een droom te verkeren? Zo bereik je immers niks, dat leidt enkel tot je eigen ongeluk. Dat was tenminste wat ik had gedacht toen ik had besloten wakker te worden. Ik nam me voor te leven. Niet leven zoals ik al deed, ik leefde namelijk zeker wel, maar leven zoals het hoort te zijn. Geen verhaaltjes over schoonheid en eeuwige, onvoorwaardelijke liefde. Ik zou leven zodat ik gelukkig zou worden in de harde realiteit. Ik zou mijn eigen beslissingen nemen, eindelijk durven zien wat de reden was van mijn bestaan en de werkelijkheid kunnen plaatsen. Met een schrapende pijn zwaaide ik naar mijn verleden, dat nu al eeuwen geleden leek. Ik zet mijn eerste stapjes, zonder handen die toe zullen snellen zodra ik mijn evenwicht lijk te verliezen. Ik heb me altijd voorgehouden dat ik wist wat ik deed, dat ik niet naar beneden zou kijken en er gewoon zou zijn. Ik zou er zijn en ik zou er blijven. Ik besloot gewoon te springen.