Vroeger beste maatjes,
Samen ravotten in de tuin, geen besef van de tijd,
Later in het bos tussen de blaadjes,
Geen last van onuitstaanbaarheid,
Ik raakte meer en meer op hem gesteld,
Ik had het hem alleen nog niet verteld,
We groeiden op, Dichter naar elkaar,
Er sloegen onzichtbare vonken over,
Het was voor ons beide zo onverstaanbaar,
En als ik hem nu aanstaar,
Wuift hij met een teder gebaar,
En vormt met zijn lippen: “Ik hou van jou!”
Ik glimlach…