Ik heb nooit iets goed gedaan,
Mijn hele leven heb ik lopen liegen.
Ik wil jou niet dichtbij hebben,
Ik wil jou niet bedriegen.
Ik wil niet dat je ziet,
Hoe ik mijn leven heb verknald.
Dit schaamteloze excuus,
Is voor het leven dat ik heb vergald.
Ik ben het niet waard,
Om hier te zijn.
Ik loop één richting op,
Omkijken doet te veel pijn.
Niemand ziet mijn verleden,
En niemand mag het zien.
Mijn gevoelens zijn versholen.
En wil ik nooit herzien.
Het gebroken deel,
Wil maar niet helen.
En als het te veel pijn doet,
Zal ik het toch met jou moeten delen.
Want ik kan niet leven zo,
Het moet er ooit toch uit!
Het liefst schreeuw ik het van de daken,
Heel erg hard en heel erg luid!
Maar ik durf het niet,
Ik ben bang dat je me een aansteller vindt.
Maar de pijn wordt erger,
En jij weet niet dat ik dit ondervind.
Het liefste geef ik op,
Maar zo gemakkelijk kom je niet van me af!
Ik zal je overwinnen,
Al lig ik in mijn graf!
Maar voor vechten ben ik moe,
En verdedigen wordt zwaar.
Ik voel me een aansteller,
Een dom wijf en een leugenaar!
Ik wil niet meer ontkennen,
Van wat ik voel en hoe ik me voel.
En ook als ze me vragen,
'Wat is jou levensdoel?"
Een levensdoel,
Die heb ik wel.
Dat ik eindelijk loskom,
Van dit eeuwige gekwel.
Maar het blijft nog even mijn geheim,
Totdat ik sterk genoeg kan zijn.
Om het gevecht met je aan te gaan,
En jou zonder wonden te verslaan..