De tijd
Vroeger keek de mens naar stand van zon en maan
die tijd is nu voorbij, geen mens denkt daar nog aan
wij weten smorgens komt de zon op en savonds de maan
wij staan dan op, of we kunnen slapen gaan.
Minuten uren dagen en maanden
iedereen weet nu van de tijd, wijd en zijt
het is nu een tijd van haasten en jachten
want alles moet op tijd, niets kan, meer wachten.
Wij doen zoveel mogelijk in een uur
want tijd is kostbaar en heel duur
de tijd men heeft hem op de klok gezet
en ieder houdt zich eraan heel net.
wij hebben nu licht ook als de zon niet schijnt
het is misschien een voordeel, dat niet meer verdwijnt
geleerden waren hun tijd ver vooruit
maar toch haalden zij hem niet in.
De tijd hij tikt maar door en gaat voorbij
de tijd gaat zo snel zo is het winter en zo weer mei.
De klok hij blijft de tijd weg tikken
en verteld trouw het uur
hij staat op de kast
of hij hangt aan de muur.