Zoek.
Zoek maar, kijk eens rond, zoek maar, waar is het rond?
Kijk maar, kijk eens goed, waar is daar, waar zit bloed?
Speur eens verder, zoek het verborgen, kijk eens rond, zoek mijn “morgen”.
Zie je niet veel, Kan je het niet zien? Ben ik wel 1 geheel? Ben ik wel ik misschien?
Ik zal het maar zeggen, ik ben niet zoals iedereen me ziet.
Ik kan het uitleggen, ben gewoon 1 brok verdriet.
Wie ben ik nou? Is er iemand die geeft? Ik ben alleen de kou, waar een niemand in leeft.
De geest van vertrouwen, de suiker in de thee.
Niemand om van te houden, ben die ene, die doet gewoon mee.
Dat was ik, een paar jaar geleden. Één grote angst levend in zijn verleden.
maar nu anno vandaag het heden. Gekregen waar ik voor heb gebeden.
Mijn eigen ziel lopen smeden. En geef het niet meer weg, weet waar ik vertrouwen leg,
lieg nog steeds als ik iets zeg, en bevalt het je niet, heb je pech.
Ik ben mezelf, de twaalfde van de elf, onder mijn gevoel wat ik bedelf,
laat me zien alleen de helft.
Helemaal zal niemand me nog krijgen, ben daarvoor nog té vol. Van verdriet té bol. Mijn kop door denken nog te bol. Ben eindelijk even uit die tol.
Die tol van gemis, hemel of waar ze nog is. Ik vraag maar gis,
ben nog steeds verslagen, en heb steeds vragen.
Waarom iemand me niet meer mag behagen.
Onze liefde in duizenden lagen. Die tijden die dagen, ik blijf het me maar vragen.
Zie haar in dromen, bel en vraag of ze wil komen, maar het zijn maar dromen,
voel haar bij me komen, maar het zijn maar dromen.
Maar tijd gaat door, en ga zonder haar. Mijn gevoel voor haar gaat door,
wil je vergeten ben helemaal klaar.
Maar weet van mij,
ik ben blij, ik ben mij,
en toen je zei,
blijf je bij mij,
geloofde ik er een nee bij,
en ben nu weer vrij.
Niet verwacht, dat ik het ging redden zonder jou. Ik was te zacht zonder sterke vrouw.
Met jou kracht hield ik me trouw. Maar vraag me hoe zou zijn, met jou.
Maar jij kijkend op me neer, ik leef gelukkig, met straks iemand anders weer.
En ik weet het doet jou geen zeer, jij bent bij de grote heer.
Maar sluit dit af met jou in mijn gedachten, zeg ik dat je van me kunt verwachten,
dat ik veel aan je denk en mis. Maar spaar ze op en overhandig ze vanaf nu aan iemand anders,
al mijn krachten. En vraag of je daar boven op me wil wachten,
totdat we samen weer de pijn kunnen verzachten.
Roy Bahlmann.
Auteur: Roy Bahlmann | ||
Gecontroleerd door: Firebolt | ||
Gepubliceerd op: 03 november 2004 | ||
Thema's: |