Ik denk dat ik honger had,
ik weet het niet precies.
Plots zag ik hem daar hangen,
...een appel, met prachtig bolle, rode wangen.
Hij bracht mij in verleiding
...zou ik durven... durf ik niet?
Ik kon er niet aan weerstaan
en waagde mijn kans om verder te gaan.
Ik plukte de prachtige appel
en ... ik koesterde hem.
Ik durfde er echt niet in bijten,
zo hoefde hij mij nooit iets te verwijten.
Maar de appel smeekte:
Toe neem maar een hap van mij.
Zo vind jij bij mij geluk
en dan kan mijn leven ook niet stuk.
Wat was de appel mooi.
Wat was de appel lief.
Ik kon er echt niet aan weerstaan
...en liet me weer eens gaan.
Ik beet in de appel,
wat smaakte die goed.
De appel vond hierin genot,
ook ik, ik werd helemaal zot.
Deze vrucht gaf mij kracht,
ik voelde me herleven.
Vol vertrouwen nam ik weer een grote beet...
nou...ik wou dat ik dat niet deed.
Bij de kern was ik toen.
BAH!..Die was helemaal rot.
Nog nooit was een ontgoocheling zo groot...echt
De kern smaakte enorm bitter en slecht.
Ik had me laten beetnemen..
Had ik maar geen beet genomen...
Wie had dat kunnen weten
..en nu...nu voel ik mij versleten.