Mistig landschap bestrijkt de dag.
Troosteloze bomen in hun winter gewaad.
Koning Vries begint aan zijn koude slag.
Die de natuur tot rust komen laat.
Langzaam vliegen de vogels over de velden.
Opzoek naar restjes eten.
Maar dat vinden ze nu maar zelden.
En hopen, dat de mensheid hen niet is vergeten.
De laatste bladeren vallen, en maken één winters tapijt.
Weemoedig hunkerend, naar verdwenen zonnelicht.
Dat hen ooit eens heeft verblijd.
En geeft nu weer dat kale aanzicht.
Maar strak als de zon weer is herboren.
En de bomen botten gaan.
De lente begint, als nooit tevoren.
Zal alles weer in bloei staan.
Dan bloeien weer de bloesems van weleer.
En waait de zachte warme wind.
Bouwen vogels, hun nesten weer.
De natuur die zijn balans weer vind.