jij die loopt op vier poten,
kauw je gras in rasse schreden
je wil je toch steeds weer vergroten
je hebt geen sprietje ooit vermeden
je wankelt langs de groene velden
eet langzaamaan je eigen gang
je laat je eigen willetje gelden
en je verspreid je grasgeur wrang
je blijft maar vreten
dit is hoe het je verging
niemand kon zich aan je meten
en je werd de koningin.