Zee
Diepe zwarte zee, op je golfen reis ik mee, een beetje bang voor je diepte, maar tevreden over je rust en kalmte.
Op een boot drijf ik met je stroming mee, onder het donkere water oppervlak zie ik duizenden visjes, ze zwemmen rustig mee.
Donker of bond gekleurd zwemmen op hun beurt rustig met de school visjes mee.
In de verte zijn lichtjes, daar zie ik ze op het vaste land, niet langer rustig voort dobberend reis ik op de zee rond, ik wil aan land, naar de lichtjes en het mooie witte strand, peddelen helpt misschien, maar ik kom niet echt vooruit, ik wil mijn zin, ik wil het water uit, niet langer klem zittend op die grote boot in die donkere diepe machtige sloot.
Ik spring overboord, snakkend naar het vaste land, ik zwem als een gek daar komt een grote die tilt me mee over de diepe zee, dan op het strand niet langer drijvend in die rietenmand.
Een beetje zeeziek voel ik me wel eenmaal op aan land, maar ik ben gelukkig, ik ben bij de lichtjes die zo vel schijnen, ik hoor de zee ruisen in mijn oren maar wil het niet meer horen, wil weg van de zee, o vreemde reiziger neem me met je mee.
Op zoek naar een huis ver weg van hier zal ik wonen, zonder zee om me heen, maar ik ween ik wil toch wel blijven bij die mooie zee, ik neem een aanloop en hij voert me weer mee, voor eeuwig samen, wij met z’n twee.