Ik grijp alles aan
wat niet te maken heeft met
mijn geest, mijn wanhoop, mijn verlangen
Als een beest, briesend door
het woud, jaag ik op je ruggegraat
je spil, je midden, waar al het vlees aan kleeft
Ik pers mijn handen in je borst
zuig aan je tong, ik heb dorst
Mijn oase is uitgedroogd
Mijn vleugels zijn slap
en bezitten tevens een oerkracht
wat zich verschuilt in mijn wonden
Mijn klauwen raggend door
mijn vacht
Te menselijk voor een dier
ik beland in een strip
met eeuwig onweer
boven mijn hoofd
Ik word kaal, ik zie mijn huid
en ik voel me bloot
Midden in het groen
hijg ik, stokt mijn adem, vinden mijn organen hun dood