Je vouwt je tenen om m'n wijsvinger
Ik haat je glimmende fonkelogen
Laat me ademen en schrijven
zonder na te denken wat ik zeg
Ik doe het raam open, het is donker
Dit is nou het duister dat ons scheidt,
geef je over,
waar je ook naar zoekt, ik ben het allang kwijt.
Ik schreeuw en gooi met borden,
mijn trillende lippen spreken van verwijt
Je vlucht, ik verscheur je gedachten,
blijf staan met koude voeten op heet ijs.