Daar in het donker waar mijn ziel huist
vliegen de scherven in het rond als wilden
Ik zou wel willen schreeuwen maar de traan
doet de stem overslaan in diep gehuil
Daar naast het schrijnend licht voedt
de wanhoop zich met mijn ziel, slurpt
het gulzig; pasgeborene; naar binnen
en laat het zieltogend, uitgemergelt achter
Daar dan het lichaam dat me ontvallen is
mijn armen lijken te zijn bezweken aan lepra
naast de schouders als losse schroeven
de bout de moer; kruipolie; waterpomptang
Daar ligt een mens zie je dat dan niet
ik ben het die daar gestorven is; verbannen
nooit meer zal ik omkijken naar een vrouw
de gloeidraad springt, de lamp doofd; niemand die
het mist
Auteur: Han Sterk | ![]() ![]() ![]() |
|
Gecontroleerd door: maneschijn | ||
Gepubliceerd op: 17 december 2004 | ||
Thema's: |