één had een knalrood blousje aan
één liep er op sandalen
één bleef er telkens even staan
en één begon te kalen
één had een heel erg vieze neus
één was gekleed in strepen
één was heel klein,bepaald geen reus
en werd dan ook geknepen
één zong het hoogste lied,hoezee
één was er ziek en hoestte
één droeg een draagbare teevee
en één een baard,een woeste
één had een houten been,stap tok
één pelde er garnalen
één nam net iets te vaak een slok
en één wou niet betalen