Jerusalem schijnt lachend de maan tegemoet
daar op die berg ja, ik zat er tegenopomhoog
en viel haast om van de schoonheid; die ik zag
Sinaasappel viel mijn mantel binnen en glom van
trots te zijn gevangen door mijn hand. Ik at het
dorstig geworden haast en vermoeid van genot
Dat die berg niet bestond deerde me niet en
dat ik niet in Israel was eigenlijk nog minder de
gedachte aan iets ver van hier was dat waard
Morgen vloog ik naar de maan en kuste ik gulzig
de voeten van de Paus, liep ik de deur plat in de
Taj Mahal en vrat ik twaalf paarden; huid en haar
Auteur: Han Sterk | ![]() ![]() ![]() |
|
Gecontroleerd door: ~Marina~ | ||
Gepubliceerd op: 29 december 2004 | ||
Thema's: |