Taag trekt een man zonder hart
de hendel des doods over.
Een knal, en de harpoen is weg.
De kop van koud staal boort zich
in het warme lijf.
Een doffe knal,
een traan in haar oog.
En terwijl zij langzaam sterft,
juichen nog meer mannen zonder hart,
met enkel oog op winsbejag