-Zeeman...-
Alle mensen buigen,
Om het lijk dat daar ligt te vergaan,
En niemand ziet,
De arme jongen staan.
De jongen,
Een geweldige matroos,
Had nog nooit van de dood gehoord,
Toen hij het harde zeemansleven koos.
Het zijn broer,
Waar men zich over buigt,
Hij is bang waardoor,
Hij zijn broer, liever geen laatste eer betuigd.
Het lichaam vergeten,
Achter gelaten op het strand,
Maar zijn angst voor het einde,
Houd de jonge op afstand.
Het vergane lichaam,
Gaat langzaam in de golven mee,
De jongen kijkt toe,
Het verdwijnt langzaam in de zee.
Vrijwel onzichtbaar in het water,
Zodat de jongen zijn broer niet meer ziet,
Verdwijnt de angst,
En maakt plaats voor eenzaamheid en verdriet.
De jonge pakt het lichaam van zijn broer,
En kust hem op de mond,
Zijn angst voor de dood is verdwenen,
Hij komt het water uit, en zakt neer op de grond.
Zijn broer ziet hij verdwijnen,
Een tafereel met veel verdriet,
Maar nu hij de dood gekust heeft,
Kan hij niet wachten, tot hij hem ook ziet.