Parend Paartje
Twee duifjes zag ik op een draad,
Genietend van de warme zon
Waar normaal de stroom doorgaat,
En ik keek toe op mijn balkon.
Zij tortelden, een lieve lust
Er werd dan ook stevigjes gekust.
Zij gaven aan hun gevoel gehoor,
Daar zijn het tortelduifjes voor.
De kopjes, donzig zacht het veder,
Verwenden zij elkaar, heel teder.
Zij voelde dat zij nu moest kiezen;
Wilde haar kuisheid hier verliezen.
Dan, ineens besprong hij haar
En in een mum was zij toen klaar
Voor haar nieuwe duivenleven,
Het moederschap is haar gegeven.
Liefdevol keek zij hem aan
En zei; lieveling nu kun jij gaan.
Ik zal de mooiste duifjes baren,
Die de herinnering aan jou bewaren.
Bij het volgend ochtendkrieken,
Vertrok hij op zijn sterke wieken.
Zij pinkte nog een laatste traan,
Steeg toen op, ook zij moest gaan.
Han janzen 02-’04