buiten waait de wind zachtjes, maar met grotesque bewegingen langs mijn raam. de bomen in mijn zicht buigen huilend hun hoofd voor de donkerte die onwelkom dit land bezoekt. ik vraag me af of je dit ooit zult zien. ik vraag me af of je dit ooit zult begrijpen. ik vraag me af of je dezelfde [mijn] pijn voelt als ik naar buiten kijken door de glazen wanden van mijn zelf gecreeƫrde gevangenis van isolement.
zul je ooit een glimp van de gecompliceerdheid van dit net zien?
zul je ooit het gezicht van de puurheid achter alles zien?
ik vraag me af of je ooit de rust kunt vinden die ik voel wanneer de wind door mijn haren strijkt en mijn hoofd huilend laat hangen en me laat staan naast machtige vrienden in dit woud. de wereld huilt met me mee en ik huil voor haar.
ontroering
ontreddering
verslagen
machteloos
gedachteloos
alleen
laat me dansen in oneindig wervelen, laat me rusten in de adempauze, laat me zingen waar mijn stem verloren gaat. mijn vingers zijn ontoereikend om kille maar zachte stralen aan de raken. het onzichtbare voor jou is het materiƫle in mijn wereld.
mijn god, laat me zijn waar mijn gedachten elke dag, elke nacht heen willen vliegen. laat me zijn waar ik nooit bij zal kunnen.
en laat me achter in serene leegte.
laat me achter in totale rust
laat me achter als compleet
laat me worden wat ik niet ben
mijzelf.
laat me vinden wat ik zocht
mijzelf.
en wieg me verder in deze schijnwereld van dromen en leugens
sus me verder in een donzig vallen naar beneden
loop mee de weg naar nergens
en draag me over de brug van vergeteldheid
laat me gaan als ik aan ben gekomen
en je hulp niet meer nodig heb.
ik ben aangekomen waar ik wou zijn
en nu zal ik jouw ogen openen
mijn gift aan jou