Voor haar,
In een heiwee naar haardvuur en oude zoenen
laat ik me eens te meer verleiden tot mijmeringen, aan haar.
Zij, een florerend fossiel van ware liefde die verloren scheen
Als een rode roos begraven in uitgehouwen lavasteen.
Een nostalgische naald graveert mijn koperen ziel
O minne en Muze van al het woord en licht!
In droom en trouw geheugen schetst men uw gelaat
als een zoete galanterie voor een tedere liefdesdaad
Flarden van een onbevreesd verlangen rusten in mijn hand
Alsof ik het in de groeven van mijn handen kon lezen,
voor haar geschreven als de taal van zingende trompetten
De vergeelde blauwdrukken van ongeschreven sonnetten
Maar de dromen van de dag vergaan in de holte van nacht
De oudste kus vergaat als een schone fresco die ontwaakt
En als de schaduw van een schilder verdwijnt zij als het licht
Schrijf ik deze lof voor haar, in een onbezonnen minnedicht
F.