Met zijn vleugels gespreid,
Vliegend over het glooiende landschap,
Waartoe hij ooit behoorde,
Waarin hij de enigste was,
De enigste die zijn doel onder ogen zag,
De enigste die zag wat de anderen niet zagen,
Soms was hij een merel, soms een mus,
Andere begrepen hem niet,
Bij de merels was hij een “merel”,
Bij de mus een “mus”,
Dat is wat ze zagen,
Ze zagen zijn binnenkant niet,
Omdat de anderen zijn lied niet begrepen,
Blind waren om hem te kunnen zien,
Is hij tot een vleermuis gevormd,
Eenzaam, stil, in zichzelf gekeerd,
Volgens de anderen,
‘s nachts leeft hij soms,
en kunnen anderen zijn binnenkant zien,
verder is hij gesloten,
maar zo open,
hij heeft zijn eigen wereld,
waarin hij zijn leven leeft,
Waar alles zoveel mooier is…