Als de sterren aan de hemel staan
kruipt hij in z’n holletje.
Weldra zal hij snel slapen gaan,
dan rolt hij in een bolletje.
Zijn zachte gesnurk klinkt als muziek in de oren,
spijtig dat alleen dieren het kunnen horen…
Wanneer hij ’s morgens wakker is,
zie je zijn puntige hoedje,
met daaronder zijn schattige snoetje.
Hoewel hij oh zo snoezig lijkt,
toch worden mensen ervan zot.
Ze mogen hem dus niet zien,
dat is zijn zielige lot.
Want als die mensen nu geen mensen zijn,
maar stropers in het bos,
dan doen ze het mannetje pijn,
dan slaan ze erop los.
Dus voor zijn eigen bestwil
blijft hij in zijn nest,
een wereld mooi, maar stil,
en dat vind hij wel best...