Negentienhonderdvijfentachtig……
een jaar met lief en leed, verdriet en geluk.
Een jaar waarin een dierbare overleed
een jaar waarin zich leugens toen al voordeden.
Daarna, onder het warme zonnetje van dat kalenderjaar,
openbaarde er zich een nieuw leventje daar.
Gepaard met geluk en zaligheid
waren de kille, koude en sombere dagen voor even verleden tijd.
Voorafgaand aan die warme zonnige dag, daar terug in de tijd,
werd een woord gegeven van zorg, bescherming en loyaliteit
Er restte op die woorden enkel nog een gevoel van rouw.
Woorden die klonken als een verwelkte roos staande in regen en kou.
Geprobeerd is er om de roos te voeden,
om het met liefde weer leven te laten voelen.
De gedane pogingen mochten echter niet baten
waarop nu de tijd is aangekomen om de roos achter te laten.
De tedere, warme liefde verkapt in een porseleinen hand
is al die jaren onbeantwoord gebleven.
Het porseleinen handje daar nu kapot geslagen aan de kant…..
Ja…… Het is de hoogste tijd om jezelf op een andere weg te gaan begeven.
Daar waar de liefde wordt gewaardeerd,
waar een verwelkte roos weer helemaal op kan leven
waar een porseleinen hand weer opnieuw kan worden gegeven
Daar waar je je aan deze scherpe doorns niet meer bezeerd.