Beste Sam (het Ritz 1954)
Sam, mijn man achter de bar,
schenk nog eens in,
geen rotsen, nee,
mijn leven loopt zo ook al wel
op de klippen
Ik hang hier wat lusteloos,
maar mijn verhaal, Sam,
was vol bezieling en vuur,
een halve seconde op het hele uur
grote werken komen voort uit volharding
Nou, dat is mooi dan,
maar mij is de moed in de schoenen gezakt
en daarna
door de gaten in mijn zolen
En tegenwoordig zomp ik maar wat,
sinds ik mijn leven heb begraven, Sam,
RIP, je weet hoe het is,
veel te moe en veel te lam
wat makkelijk geschreven is, wordt vaak zonder plezier gelezen
Tja, Sam, daar zeg je zoiets,
schud ze maar uit je mouw,
maar mijn leven leest zich als Dante,
een goddelijke komedie en vergeten tragedie
En de nar ben ik,
de lachers onbedoeld op mijn hand,
en dan kruipen ze weg in schaamte
de clou als een vuistslag in het gezicht
hou hoop, in elke staat
Maar Sam, je poetst wat glas en
je poetst wat koper
een witte doek gedrapeerd over je arm
en je tijdgenoten al lang geleden uitgeschreven;
wat heb jij nog over om te hopen?
Ik hoop op betere tijden,
op mijn schip dat binnen moet komen
en dat de ijsberg kan omzeilen
het is maar een puntje, maar een puntje
Schenk nog eens in, wil je
Ik had het allemaal kunnen worden;
brandweerman, politieman,
astronaut, chirurg,
Nobelprijswinnaar
Of wat zij wilde dat ik moest zijn;
betrouwbaar, rechtschapen,
eerlijk en oprecht,
liefdevol en industrieel,
Kom uit die hoek, en blaf
Ik kan niet meer blaffen, Sam,
een schelle piep en dat is het wel zo’n beetje,
bovendien hou ik van mijn hoek,
het is mijn hoek, Sam, mijn hoek
Ik ben te lui tegenwoordig,
om op te staan en de wereld te grijpen,
Kort gezegd Sam,
ik heb Londen gezien en ben er moe van
Schenk er nog maar een in, Sam,
wijze man, wijze man,
vertel me de weg,
langs de bodem van het glas