Ik zag een bloem.
Midden in een veld.
Een voorbijganger,
zag het niet.
Een klein meisje
keek ernaar.
Vol bewondering.
Ze liep er heen.
Rustig, stil huppelend.
Ze stond er nu vlak naast.
Ik zag haar staan, ze lacht, zachtjes,
stilletjes.
Het werd serieus, ze keek naar de bloem.
Knipperend, in het donker.
Ze viel.
Zoals zovelen, zo vaak.
Ik liep, geen vooruitgang.
Voor ze de grond raakte
zag ik haar blik,
vol tranen. Ik liep,
zo snel ik kon, ik probeerde.
Nog juist greep ik haar hand.
Een vloed.
Ze lag daar, stil en onbeweeglijk.
De bloem was verdwenen.