Met mijn vader aan de waterkant,
ik,een boek,
hij,een lijn,
in de hand.
we zwijgen samen,
we eten in stilte onze boterhammen
de zon wandelt weg
rond het wegkabbelende meer
Mijn vader vangt slechts
één klein visje
maar gooit even later
weer in 't water
het hoort daar thuis
en wij
bij elkaar