"Toen ze haar meenamen...
-begon de buurvrouw tegen haar man-
De bel galmde door heel
het huis
Secondenlang.
Zij, touw op zijn plaats
de kast dichtgesmeten
Niets te bespeuren?
Met bonzend hart de trap
afgestormd
borrelde van woede
Nu storen?!
Opende dan maar met een gefakete
glimlach de deur
Twee mannen stonden voor
de opening
-twee teveel-
Zonder doeken er om te winden
zeiden ze haar dat ze opgenomen
moest worden
Niet-akkoord-gaand.
Ze begon binnenmonds
en maar vlugger en vlugger
over vanalles en nog wat
Binnenmonds, fluisterhoogte
totdat de trillingen hard genoeg
waren om duidelijke klanken te vormen
Verleden en grappen kwamen aanbod
Vanalles aan het uitschateren
namen ze haar handen vast
In de auto opgesloten.
Zo op de ramen kloppend vloog er
een aan dingelen
Gillend van opluchting
zag ze het bloed uit haar pols spatten
Nog niet zeker.
Haar hoofd stak ze tussen de glasscherpe
uitsteeksels,
wild schudde ze ermee
Als een spijker in de muur geklopt.
het uitstekend glas, de spijker
in haar keel gestoken, de muur.
Een afgrijselijk zicht
de dood.
Haar touw voor altijd in de kast
opgeborgen
Het ging anders.
...werd het fataal"
-de vrouw in tranen uitgebarst-