APOCALYPS
De vloeistof
keert
het glas niet meer,
maar sijpelt
er doorheen.
De ruimte
heeft zijn grenzen terug,
oneindigheid is
van voorheen.
Getallen zijn
hun waarden kwijt,
de nul is terug
tot iets.
De natuur
heeft incest
met het weer,
verdwenen
de ethiek.
De genen
zijn verkankerd,
de mens
is weggevaagd.
Niets rest er
meer van hoogmoed,
mishaagt
de dageraad.
De zon
bleekt stenen
tot het bot.
De hete wind
verwaait het stof
van zielen,
weggerot.
De desolaat,
die leeft
waar doden
zijn verdwenen,
probeert
en isoleert
zichzelf
tot het laatste
leven.