kvoel me zo slecht.
die pijn!
slaap, oh slaap!
zo moe.
vraag me af, wat ik verkeerd doe?
ik brak, derstrak.
toen mijn vader tegen mij sprak.
de tranen waren niet te stoppen.
ik veegde ze zachtjes weg met mijn vingertoppen.
och zot, de manier dat mijn zussen mij aankeken.
het enigste wat ik wil is mijn vinger
in mijn mond steken.