Verdrietig staar ik voor mij uit.
Niet weten wat ik nou moet denken.
Een verwarde ziel keer op keer.
Buiten is het kil, bewolkt, en niet fijn.
Zou het weer soms in mijn geestetoestand van invloed zijn.
Laten we dat maar denken.
Ik kan er niets aan doen.
Als de zon schijnt zal het beter zijn.
Mensen die je negeren.
Ook dat doet pijn.
Vragen naar antwoorden, geen antwoord krijgen, ik denk ze zullen er wel niet zijn.
Mischien hebben zij het ook wel koud.
Het zal wel aan het weer liggen.
Want buiten is het kil, bewolkt en niet fijn.
Ik weet als de zon gaat schijnen zal het beter zijn.
In mijn put is het op een of andere manier toch wel fijn.
Ik heb een ladder die neem ik mee.
En als ik dan naar boven kijk denk ik heeeeeee daar is de zon.
Ik zet mijn ladder tegen de muur en klim omhoog.
De zon schijnt op mijn hoofd, dat voeld zo fijn.
Ik weet dat er buiten de kilheid de zon er altijd zal zijn.
Ik geniet ervan.
Margah