DE GLIMLACH
De glimlach
in een afgewend gelaat
bestaat.
Ik kijk naar haar,
zij staat,
haar rug naar mij.
Haar niet geziene mond,
de glimlach geeft zich vrij.
De keus
is niet aan jou,
aan haar,
met wie je hebt gesproken.
Haar ogen
draaiden weg,
alsof een ander
ze bewogen.
De schouders strak
keek zij,
voor ons,
de tijd voorbij.
Oplichtend in de verte,
verdween,
verleden tijd.
Het raadsel
van het heden
weerspiegelt haar gezicht.
Haar ogen
die de glimlach
dragen,
- onzichtbaar -
neergeslagen.
De glimlach
in een afgewend gelaat
bestaat.
Of niet?