Alsof hij is ontsnapt uit mijn dromen,
alsof hij komt van een plaats waar engelen komen.
Hij is zo mooi daar kan niemand omheen,
iemand die er zo uit ziet als hij, nou ik ken er geen.
Hij is de zoon van de lente zijn ogen stralen als de zon,
toen ik in die ogen keek wist ik, dat ik dat beeld niet loslaten kon.
Want zijn blik betovert ieder mens,
iedere dag door hem betovert worden is mijn grootste wens.
Een wens waarvan ik weet dat ik niet verder kom dan hopen,
ik zou graag willen, maar hij staat er niet voor open.
Zijn hart gaat niet harder kloppen als hij mij ziet,
daarvan word ik droevig het doet me veel verdriet.
Ik kan niet wennnen aan het iedee,
Dat we nooit samen zullen zijn, want daarbij stemt het lot niet mee.
Daarom zal ik hem van uit een hoekje bewonderen en kijken naar zijn lach, Een lach die me vertelde dat wonderen bestaan toen ik deze voor het eerst zag.
Zijn haren lijken wel van wit goud,
glanzende lokken, die me warmte geven ook al is het koud.
Ik word gewoon warm, van de gedachte al,
wat er door mij heen zal gaan als ik die haren voelen zal.
Een treurige gedachte,
Een die de pijn in mijn hart niet kan verzachten.
Maar me juist vertelt dat ik altijd zonder hem al zijn,
dat ik altijd zal moeten leven met die pijn.
Ik weet dat hem niet los kan laten.
En dat ik een keer met hem zal moeten praten.
Ik moet een keer op hem afgaan,
Zodat ik niet langer in de schaduw hoef te staan.
Maar dat hij de lente op mij richt
En ik kan kijken naar zijn mooie gezicht.
En dat ik hem kan zeggen hoeveel ik van hem hou.
En dat ik zijn verscheining nooit vergeten zou.
Want hij is de zon voor mij in een duistere tijd,
die liefde voor hem wil ik nooit meer kwijt.
Ik wil het geluid van zijn stem kunnen horen,
want zonder hem is mijn leven verloren.