Verdriet komt mijn weer te gemoed.
Opeens voel ik me niet meer zo goed.
Om half 4 kreeg ik een telefoontje van mijn tante dat men oom kanker had.
Adem schoot me tekort ik hield men hart strak vast.
Ik weet dat die dood zal gaan.
Maar hij is nog te jong om nu al de dood toe te staan.
Waarom kan mijn oom niet een gelukkig leven krijgen.
Zonder tegen zijn ziekte te strijden.
Hij zei : je bent vrij maar ook eenzaam.
Maar ik wil mijn oom nu nog niet laten gaan.
Lieve oom zet je angst even op zij.
Ik wil je even zien lachen want dat maakt mijn blij.
Het liefst zou ik u nu hoop willen geven.
En u weer helemaal laten leven.
Maar helaas kan dat alleen god nog doen.
Hij kan zorgen dat het weer wordt zoals toen.
Mijn oom die alleen nog maar lacht en geen verdriet heeft.
En weer zich helemaal uit leeft.
Maar dat zal zeker nooit meer gebeuren of wel.
Want nu u de ziekte heb gaat u leven wel heel erg snel.
Tranen beginnen al te lopen over mijn wangen.
De dood komt u al te gemoed en maakt mijn steeds banger.
U probeert nog alles zo leuk mogelijk van u leven te maken.
Maar ik weet ik zal u nog toch wel kwijtraken.
Maar ik zal altijd aan u denken.
En ik zal velen woorden naar de hemel schenken.
Want u was tenslotte een goede oom.
En u heeft een gelukkig leven gelijd en daar gaat het tenslotten toch om?
~dit gedicht heb ik voor mijn oom geschreven omdat het nu heel snel gaat (hij is nu zo zwak dat die binnen kort dood gaat)en ik niet meer weet wat ik moet doen~